Tegenover me in de trein kwam een oude dame zitten, die me het volgende verhaal vertelde:

 

Wat ik nou heb meegemaakt! Ik had net m'n trein gehaald. Ik wilde op tijd komen, dus ik was blij dat hij er nog stond. Er werd nog iets omgeroepen, maar dat verstond ik niet. Ik stapte in en de trein reed meteen weg. "Mooi," dacht ik. De trein was leeg. Dat snapte ik niet. Gek was dat, dat ie leeg was. En toen stopte de trein. En hij ging niet verder. Geen station of niks. Hij stond gewoon stil. Nou en toen dacht ik: "Hier is iets mis." En ik dacht: "Wat moet ik nu?" Dus toen liep ik naar voren. Ik klopte op zo'n deurtje, maar ik zei niks, want ik voelde me een beetje opgelaten. Dus niet van: "Ik wil eruit," maar gewoon twee keer kloppen. Bovendien was er misschien niemand voorin. Alleen zo'n computer. En dan riep ik zomaar wat tegen niemand. Nu is dat achteraf ook niet zo erg. Nou en toen deed iemand open. De machinist dus. Hij was geschrokken, want hij verwachtte niemand. Hij was blij dat ik het was. Niet dat hij mij kende. Nee hij was blij dat ik geen overvaller was of zo. Natuurlijk kende hij me niet, want ik stap niet iedere week bij hem in de trein als hij die gaat parkeren. Zo van "Zo, bent u daar weer?" "Ja meneer, het is weer zaterdag." Dat dus niet. Maar goed. Ik leg dus uit hoe of wat. En hij vond het ook erg vervelend. Martin heette hij. Dat vertelde hij later nog. Maar toen moest ik nog tien minuten zitten want hij moest nog wat koppelen of zo. Dat snapte ik niet helemaal. En ik mocht niet weglopen, want hij was verantwoordelijk. En als ik dan zo alleen langs dat spoor loop en er gebeurt wat - je weet maar nooit - dan heeft hij het gedaan. Dus ik ging wat zitten lezen in een christelijk krantje, dat daar toevallig lag. Het was een beetje overdreven. Zo van je-moet-per-se-geloven- anders-gaat-het-mis. Dat hoeft van mij niet zo. Zo opdringerig. En de inkt gaf af. Dat viel me op, dat de inkt ook zo opdringerig was. Ja zo ga je dan denken als je een tijd moet wachten. Maar het viel wel mee. Martin - dat wist ik toen nog niet, dat ie zo heette - die kwam al heel snel terug. Ik hoorde eerst zijn wokkie tokkie: "Dus je hebt er weer een?" En toen zag ik hem. "O, hier ja," zei ie. "Komt u maar mee." Nou en toen liepen we naar de achterkant van de trein door alle deurtjes - ergens had iemand overgegeven en dat stonk - zo naar voren. Helemaal tot in de cockpit of hoe heet het. Met al die knoppen. Dat was wel interessant. Maar wel een beetje krap. En het laatste stuk liepen we langs het spoor zo terug naar het station en dat was helemaal niet zo ver. En toen vertelde hij dus dat ie Martin heette en binnenkort niet meer hoefde te royeren - want zo heet dat trein parkeren - maar dan kon hij echt gaan rijden met mensen. En toen kwam de volgende trein en nu zit ik hier. Ik ben wel te laat, maar eigenlijk vind ik dat niet eens zo erg.

ALS DE TREIN OP TIJD RIJDT DAN IS DAT PERRONGELUKhaha géniaal.Jochem is waarschijnlijk best een mooi persoonlijkheid, hij straalt openheid voor andere mensen uit, waardoor dat ze uitnodigt om maar tegen hem te gaan praten of lastig te vallen.wat een prachtig verhaal!



dat was het....dank je, jij mag er zelf ook wel wezen zeg miss sympa ik word nooit aangesproken in de trein nouja, bijna nooit dan. Misschien heb ik niet zo'n uitnodigend hoofd as joghem.. ben ik even blij!